De derde editie van Africa Fashion Week staat voor de deur. Drie dagen
lang presenteren diverse Afrikaanse -of op Afrika geïnspireerde- labels
zich aan de bezoekers. Waar de edities voorgaande jaren vooral in het teken
stonden van het vieren van de Afrikaanse mode gaat het nu om iets anders:
business.
“Het draait niet om entertainment maar om business,” zegt Diana També,
initiatiefneemster van Africa Fashion Week Amsterdam. “Er was eerst
helemaal geen platform voor Afrikaanse ontwerpers. Het was mijn idee om een
platform te creëren om de Afrikaanse cultuur te promoten.” De markt voor
Afrikaanse mode is volop in ontwikkeling, ook in Nederland, stelt També.
“Nederlandse mensen dragen meer kleur dan 10 jaar gelden. Zelfs Koningin
Máxima draagt Afrikaanse mode.”
De Afrikaanse modeweken hebben als doel om Afrika op economisch vlak te
laten meeliften op het succes van Afrikaanse modetrends. Het Nederlandse
idee kwam van També, die zelf het label Black Pearl runt. Om de Nederlandse
editie te organiseren trok ze de Turkse zakenman Aydin Acik aan
production director. Nollywood-acteur Ramsey Nouah is al sinds de
eerste editie in 2014 de host tijdens het catwalk-programma. Het initiatief
in Amsterdam is overigens niet nieuw; het evenement wordt al een aantal
jaar in Londen georganiseerd, en sinds 2014 zijn ook Berlijn en Stockholm
locaties voor Afrikaanse modeweken.
Africa Fashion Week Amsterdam focust op business
De Africa Fashion Week Amsterdam biedt een driedaags programma vol
modeshows, kunst en design. De eerste dag, donderdag 25 augustus, staat in
het teken van the Emerge Show en dag twee draait om the Men &
Catwalk Show. Op de laatste dag, zaterdag 27 augustus, is the
Finalé Show, waarbij galakleding centraal staat. Tussen het programma
door is er ruimte voor muziek, entertainment, tentoonstellingen en
gastsprekers. In tegenstelling tot wat També zegt klinkt het nog erg
entertainment-achtig, maar er is voor wel een VIP Networking Area
voor business minded visitors in style.
Vorig jaar gaf ontwerpster Farida Muda nog acte de preséance,
maar dit jaar is ze er niet bij. “Ze tekent op dit moment een contract met
Topshop voor een samenwerking,” vertelt També tijdens de persconferentie.
“Dat zegt veel over hoe de Afrikaanse mode nu leeft in Europa. We krijgen
nu erkenning voor ons werk; we willen dat Afrikaanse mode verkocht wordt
voor de prijs die het verdient.” Ze wijst naar de verschuiving van de
textielindustrie, die langzamerhand verhuist van Azië naar Afrika. “Zulke
prints horen ook in Afrika gemaakt te worden,” stelt de initiatiefneemster
resoluut.
Het is de vraag waar het Afrikaanse precies in zit, want er zijn ook
ontwerpers aangetrokken uit Istanboel, Parijs en de Verenigde Staten. “Het
Afrikaanse zit vooral in de inspiratie en niet in de afkomst van de
ontwerper,” aldus També. Production director Aydin Acik vult aan:
“Bij de eerst editie van het Afrikaanse mode-evenement werden er vooral
Nederlandse ontwerpers aangetrokken, die in hun collecties een link legden
met Afrikaanse mode. Maar ik wil de ontwerpers en merken liever uit Afrika
halen.” De collecties van de in Nederland gevestigde També zelf worden al
verkocht in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Maar haar ambities
gaan veel verder dan haar eigen label. “Ik hoop in de toekomst ook een
winkel te lanceren waar je alleen maar Afrikaanse mode kunt vinden. En dat
moet tegelijkertijd ook een soort museum zijn: het African Fashion
Museum.”
Business staat centraal op Africa Fashion Week Amsterdam
De locatie voor de persconferentie was niet bijzonder inspirerend: het
Corendon Vitality Hotel in Amsterdam. Het catwalk-programma zelf vindt
plaats op de evenementenlocatie B. Amsterdam. Anders was het vorig jaar,
toen het evenement in het sfeervolle Tropenmuseum werd gehouden. “Ik ben
iemand van de verschillende locaties, ik hoef niet zo nodig jarenlang op
één plek zoals Amsterdam Fashion Week op het Westergasterrein. Ik wil de
bezoekers warm maken voor Afrikaanse mode en prikkelen,” licht
production director Aydin Acik toe.
Maar er speelt meer: deze locaties zijn te betalen. “De eerste twee jaar
van Africa Amsterdam Fashion Week waren moeilijk. We krijgen geen geld van
de gemeente Amsterdam (alleen een samenwerking met Stadspas,red.) en moeten
alles zelf bekostigen,” zegt Acik. Hij heeft hard gezocht naar sponsoren,
onder meer in Nigeria en Kameroen. Ook is er contact geweest met het
Ministerie van Economische Zaken en Toerisme in deze landen. Ook
deelnemende ontwerpers hebben het moeilijk om voet aan de grond te krijgen
in Nederland en Europa. “Veel ontwerpers kunnen niet komen, omdat ze niet
voldoende budget hebben. Denk aan een visum, verblijf en transfer. Dat kost
bij elkaar zo’n 500 euro.” Daarnaast wordt er ook erg moeilijk gedaan over
visa, zegt hij. “Er waren zeker 200 aanmeldingen voor deze editie maar de
meeste ontwerpers kregen geen visum.”
“De presentatie van Afrikaanse labels in Nederland is een goede
zaak”
“Het is een goede zaak dat Afrikaanse labels zichzelf in Nederland
presenteren,” stelt Abrantie the Gentleman, een van de ontwerpers
die tijdens de Afrikaanse modeweek in Amsterdam zijn collectie zal
presenteren. De ontwerper is zelf ook gehuld in zijn eigen creatie; een
donkerblauw colbert met lichtblauwe pantalon. Vrij eenvoudig voor
Afrikaanse begrippen, maar het jasje en zijn loafers zijn afgewerkt met
speciale merkapplicaties, voorzien van gouddraad. De applicaties zijn
typisch voor het label. “Mijn merk is een fusie tussen Afrikaanse mode en
de westerse wereld. They are married in an outfit,” vertelt hij
tijdens de perspresentatie. Via de webshop verkoopt hij ook aan klanten in
Nederland. Niet veel, maar toch een paar. In eigen land heeft hij ook een
winkel, waar hij zijn collectie verkoopt en in opdracht ontwerpt. In
tegenstelling tot andere modeontwerpers was het voor hem niet moeilijk om
een visum aan te vragen; hij werd afgelopen jaar gekozen tot Designer
of the Year 2016 in Ghana.
Leeft de Afrikaanse mode genoeg in Nederland? Ja, zegt Aydin Acid.
“Afrikaanse mode allang terug te vinden in het modelandschap. Kijk naar
collecties van H&M en Zara; allemaal geïnspireerd op Afrikaanse mode.”
Volgens Sivan Breemhaar, salesmanager van het merk Afriek, zit
Afrikaanse mode in Nederland ‘zeker in de lift’. Het merk, dat Nederlands
modedesign combineert met Afrikaanse prints, opent op 30 augustus een
pop-up store in de Amsterdamse Huidenstraat. Vorig jaar was er ook al de
pop-up store in de Pijp. “In het begin was er niet zoveel vraag naar
Afrikaanse mode, maar door promotie hebben we ‘ruimte gecreëerd’,” licht ze
toe. “Vroeger hadden mensen in Nederland niet zoveel met mode uit Afrika,
tenzij ze er zelf geweest waren.” Maar nog steeds is de stap om de
kleurrijke prints in het veelal grijze Nederland te dragen te groot. Daarom
werkt Afriek samen met Nederlandse ontwerpers, zoals Lisa Konno, aan
collecties van Afrikaanse prints en met moderne snit. “We kiezen voor
rechte en mannelijke lijnen, in plaats van de vrouwelijke taillering die je
in Afrika ziet. Steeds meer jonge Amsterdammers durven het nu wel te
dragen.” Toch stijgt de vraag niet meteen explosief, denkt ze. “Het is een
opvallende print. Sommige mensen doen er lang over, soms wel een jaar, voor
ze iets kopen.”
Het is geen nieuws dat Nederland een bijzondere band heeft met
Afrikaanse mode; de in Helmond gevestigde stoffenfabrikant Vlisco is al
jaren de grote leverancier van Afrikaanse stoffen aan Afrika. De Wax
Hollandais is in Afrika een begrip en wordt ook in eigen land steeds
bekender. Bij de tijdelijke samenwerking tussen Vlisco en warenhuis de
Bijenkorf twee jaar geleden, waren de lappen niet aan te slepen. In juli
presenteerde Liselore Frowijn haar nieuwe collectie, die
geïnspireerd was op de Vlisco-stoffen, tijdens Mercedes-Benz Fashion Week
Amsterdam. Haar collectie was een bonte mix van Afrikaanse prints en kon op
veel lof van de pers en bezoekers rekenen.
Beeld: Afrika Fashion Week Amsterdam