INTERVIEW SoGoodToWear
is niet een standaard modemerk. Het Nederlandse merk biedt luxueuze
kasjmier basics aan, maar alleen het best mogelijke kledingstuk
maken op de best mogelijke manier is niet genoeg voor oprichters Fons en
Jacqui Burger. Het duo is een nieuw initiatief gestart met de focus op de
verduurzaming van de productie om op deze manier echte verandering in de
industrie te weeg te brengen. De twee hebben een crowdfundingcampagne op
poten gezet om geld op te halen om een vergeten industrie in Nepal te laten
herleven. Door middel van de SoGoodToWear cooperatie, een nieuw sociale
onderneming opgezet door de Burger’s, hoopt het merk de lokale kasjmier
industrie weer terug te brengen in de regio en hun productie te verplaatsen
naar Nepal. FashionUnited sprak met Jacqui Burger over het initiatief.

“Lang geleden leefden in Nepal kasjmiergeiten, maar de kasjmier industrie
is langzaam verdwenen. Tijdens het researchen naar de mogelijkheid om
kasjmiergeiten weer terug te brengen naar Nepal, kwamen we erachter dat het
breien van kasjmier een erg verfijnde, maar verouderde ambacht is in het
land,” legt Jacqui Burger uit aan FashionUnited UK. Het idee ontstond in
2015 toen Jacqui en Fons Nepal bezochten. Toen ze naar het westen van het
land afreisden, werden ze geconfronteerd met de harde waarheid van
duizenden bewoners van Gorkha die getroffen waren door een aardbeving.
Velen van hen hadden moeite met het herbouwen van hun huizen en om de kost
te verdienen nadat ze alles waren verloren door de natuurramp. De Burgers
zochten naar een manier om structurele werkgelegenheid te creëren in
afgelegen gebieden in Nepal, in plaats van alleen tijdelijke hulp aan te
bieden. “We dachten dat het fantastisch zou zijn om hen een baan, inkomen
en een goede economische toekomst aan te kunnen bieden zonder de mooie
natuur te beschadigen, dus wilden we iets doen met de geiten.”

SoGoodToWear wil kasjmier industrie Nepal laten herleven door
‘Goats for Gorkha’

Het duo deed verder onderzoek naar de mogelijkheden om geiten hoeden te
herintroduceren in de regio nadat ze de rijke historie van het land met
kasjmier hadden ontdekt. “Ze gebruiken fantastische technieken, maar er is
bijna geen innovatie,” aldus Burger. “Op dit moment moet het materiaal
zelf, de kasjmier wol, geïmporteerd worden uit China en de import belasting
is hoog waardoor Nepal niet een aantrekkelijke markt is. Daarom dachten we
dat het goed zou zijn om de twee dingen te combineren – de lokale industrie
van kasjmier innoveren en de productieketen weer laten beginnen vanaf de
geiten.” Om het initiatief te kunnen financieren richtten de Burgers een
internationale coöperatie op onder de naam SoGoodToWear en halen ze geld op
via crowdfunding. Op deze manier heeft iedereen die wil investeren in de
coöperatie ook een eigen aandeel in het bedrijf. “We wilden een sociale
onderneming starten, niet een privaat bedrijf, die evenveel van ons is als
van de geitenhoeders. We willen ook de gehele productieketen kunnen
controleren in het kader van fair trade en de behandeling van de dieren.”

“>

Om lid te worden van de SoGoodToWear coöperatie, moeten investeerders
een kasjmiergeit kopen ter waarde van 100 euro. Maximaal vijf personen
kunnen geld investeren om samen een geit te kopen. Na de investering kunnen
de deelnemers precies zien hoe het geld besteed worden en krijgen ze
updates over het initiatief. Daarnaast krijgen de investeerders een korting
van 20 procent op de SoGoodToWear kledingstukken die uiteindelijk gemaakt
zullen worden van de kasjmier uit Nepal. Na met succes 50.000 euro
opgehaald te hebben, is het bedrijf nu bezig met het koppelen van boeren
met kleine groepen van 10 tot 20 kasjmiergeiten. Omdat er al langere tijd
geen volbloed pashmina geiten, het Nepalese woord voor kasjmier, zijn in
het land, wil SoGoodToWear de lokale geiten kruisen met geïmporteerde
mannelijke kasjmiergeiten uit Italië van partner Nora Kravis. “Het kruisen
heeft twee voordelen: de kasjmiergeiten in Europa gewend zijn een dikkere
vacht te produceren op een lagere hoogte en ze zijn genetisch gewend om te
excelleren op een lagere hoogte,” voegt Burger toe. “Bovendien zijn de
prachtig.”

SoGoodToWear brengt kasjmier industrie terug naar Nepal

Er zijn twee redenen waarom SoGoodToWear families koppelt aan kleinere
kuddes. Één is om zoveel mogelijk families te helpen, maar ze willen ook de
natuur in de omgeving beschermen. “Als de kuddes te groot zijn, kan dat
verwoestend zijn want ze eten alles dat ze zien. Daarom hebben we kleinere
kuddes en trainen we de herders om te herkennen in welke gebieden ze hun
kuddes kunnen laten grazen en juist de gebieden met nieuwe bomen en
struiken te vermijden door middel van speciale routes.” Het project zal
daarnaast ook een positief effect hebben op de gemeenschappen van de boeren
aangezien SoGoodToWear hen voorziet van zonne-energie, schoon water en
workshops. “De hele gemeenschap profiteert daarvan.”

SoGoodToWear wil gemeenschappen opbouwen in de dorpen Gunchock en
Deurali, waar de Nepalese leden van de coöperatie trainingen kunnen volgen
over het hoeden van hun kuddes. Spinnewielen zullen ook in de
gemeenschappelijke ruimte te vinden zijn. “Kasjmier is zo waardevol. Als we
de wol zullen pakken van de geit en het zullen kammen en ontharen, zullen
we dit met de hand doen. In China wordt dit proces door machines gedaan,
waardoor de helft van de haren verloren gaan,” legt Burger uit. “Maar als
het met de hand wordt gedaan, het is een makkelijke taak, gaan er bijna
geen haren verloren. Het is bovendien ook een taak die bijna iedereen kan
doen, zelfs degene met een lichamelijke beperking.” SoGoodToWear wil ook de
lokale bevolking opleiding in het spinnen van de wol en deze op natuurlijke
wijze laten verven. Op deze manier willen ze nieuwe banen creëren en de
controle hebben over hun eigen productieketen, van geit naar het
uiteindelijk product.

SoGoodToWear: Mode maken hoe het gemaakt zou moeten worden

SoGoodToWear verwacht dat ze binnen een jaar de eerste items van hun
eigen kasjmier gemaakt hebben. Vanaf dat punt zullen ze nieuwe collecties
gaan maken met het doel om binnen 4 tot 6 jaar alleen maar gebruik te maken
van hun eigen kasjmier. “Op dit moment kopen we gecertificeerd kasjmier wol
om in onze collecties te gebruiken. Dit is niet ideaal omdat we willen
afreizen naar de plaats waar de wol wordt verzameld, maar dat kunnen we
niet. Dit maakt het voor ons lastig. Door controle te nemen over onze eigen
productieketen door te werken met een sociale onderneming om onze eigen
kasjmier te produceren, wordt het voor ons een stuk makkelijker. Natuurlijk
gaat het niet alleen om onze eigen productieketen, we werken ook hard om te
verzekeren dat onze producten goed ontworpen zijn en aantrekkelijk zijn
voor klanten, dus het is niet alleen een liefdadigheidsproject. We maken
gewoon mode op de manier dat het gemaakt zou moeten worden.”

Op het moment is SoGoodToWear nog steeds het initiatief aan het uitrollen
maar Burger is positief over de toekomst. “We komen elke dag nieuwe
uitdagingen tegen, maar we hebben een fantastisch team in Nederland en
Nepal,” aldus Burger. “Ze zijn allemaal vastberaden om het te laten slagen.
Ze zien geen problemen, alleen oplossingen.”

Photos: SoGoodToWear LookBook AW 17/18 door fotograaf Barrie Hullegie

Vertaling en bewerking: Caitlyn Terra

Grondstoffen zijn steeds moeilijker verkrijgbaar, natuurlijke vezels zoals
katoen zijn erg arbeidsintensief en vezels op petroleum-basis zoals acryl,
polyester, nylon en spandex zijn niet echt milieuvriendelijk, dus
het is hoog tijd om te praten over duurzame alternatieven voor het
produceren van vezels en stoffen. In deze serie gaat FashionUnited verder
in op deze duurzame alternatieven en textiel innovaties die wereldwijd
ontwikkeld worden. In deze aflevering focust FashionUnited zich op het
gebruik van vezels van bananenbomen.

Vezels van bananenbomen, ook bekend als musa vezels, zijn een van ‘s
werelds sterkste natuurlijke vezels. Het natuurlijke materiaal is
afbreekbaar, wordt gemaakt van de stam van een bananenboom en is extreem
duurzaam. De vezel bestaat uit een celstructuur samengebonden door
natuurlijke gommen en bestaat voornamelijk uit cellulose, hemicelluloses en
lignine. Vezels van de bananenboom lijken op de natuurlijke vezels van bamboe,
maar de mogelijkheid om de vezels te spinnen en de kracht van de vezels
wordt van hogere kwaliteit geschat. De vezels kunnen gebruikt worden om
verschillende soorten textiel te maken met ander gewicht en dikte,
gebaseerd op het gedeelte van de boomstam waar de vezels uit zijn gehaald.
De dikke en stugge vezels komen uit de buitenste lagen terwijl de
binnenkant van de boom resulteert in zachtere vezels.

Vezels van bananenbomen – een beter alternatief voor zijde

Hoewel niet veel mensen bewust zijn van het bestaan of het gebruik,
zijn bananenvezels niet een recente uitvinding. Mensen maken al gebruik van
de vezels sinds het begin van de 13e eeuw in Japan. Het gebruik van vezels
van bananenbomen verminderde echter toen stoffen zoals katoen en zijde uit
China en India populairder werden. Maar de vezels maken een comeback in de
mode industrie. Het gebruik van de bananenvezel komt nu terug in meerdere
industrieën en wordt wereldwijd gebruikt voor een groot aanbod van
producten, van theezakjes tot autobanden en zelfs Japanse geldbiljetten.

De vezels van bananenbomen kunnen gebruikt worden om touw, matten, geweven
stoffen en zelfs handgemaakt papier te maken. Een bedrijf gevestigd op
Kosrae in Micronesia, genaamd Green Banana Paper, gebruikt de vezels om
vegan portemonnee’s, tassen, kralen en papier te maken. Het bedrijf, dat is
opgericht door Matt Simpson, produceert de producten lokaal en door middel
van gerecyclede stammen van bananenbomen afkomstig van het eiland. In
plaats van bananenbomen weg te gooien, koopt het bedrijf de stammen van
bananenboeren waardoor de boeren een extra inkomstenbron hebben.

”Onze vezels komen uit de achtertuin van boeren uit alle dorpen van
Kosrae,” aldus Simpson tegen FashionUnited. “De stammen zouden anders afval
worden omdat bananenbomen maar eens in hun leven fruit produceren. De bomen
worden vervolgens verwijderd om plaats te maken voor nieuwe. De vezels
zorgen voor super sterk papier, wat niet-afbreekbaar papier of dierlijke
producten in bepaalde industrieën waaronder de mode industrie kan
vervangen.” Het materiaal stoot water af, maar is ook vuurbestendig naast
scheurbestendig en recyclebaar, volgens Green Banana Paper. Om hun
producten nog duurzamer te maken, voegt het bedrijf nog een dunne laag was
toe over het papier.

Vezels maken van afval

Door de jaren heen heeft de wereldwijde consumptie van bananen al snel
het gebruik van vezels van bananenbomen in de textielindustrie overstegen.
Gemiddeld consumeert een persoon ongeveer 11,9 kilo bananen per jaar. Maar
meer dan een miljard ton aan stammen van bananenbomen worden elk jaar
weggegooid omdat bananenbomen maar een keer in hun leven fruit produceren
voordat ze doodgaan. Daarnaast meldde het Phillippine Textiles Research
Institute dat de productie op bananenkwekerijen in de Filipijnen alleen al
verantwoordelijk waren voor de productie van 300.000 ton aan vezels in
2012. Sinds de start in 2014 heeft Green Banana Paper 80.000 kilo aan
weggegooide stammen gerecycled.

Het abstraheren van vezels uit de boomstammen is echter niet een makkelijk
of simpel proces. “Het is een arbeidsintensief proces waarin we de bomen
ophalen bij de boeren in onze vrachtwagen, de stam laag voor laag uit
elkaar halen en elke laag in onze machine doen om op deze manier de vezels
te abstraheren,” aldus Simpson. “Daarna begint het proces van het papier
maken pas.” Het papier wordt gemaakt van de pulp vezels – de draden, of de
stof wordt met een ander proces gemaakt. Eerst worden de lagen gekookt
in een alkaline oplossing om de lagen zachter te maken en ze te kunnen
scheiden. Wanneer de laag en de vezels gescheiden zijn, worden alle vezels
samengevoegd om lange draden te maken die nat worden gesponnen, zodat ze
niet breken. Daarna kan de draad geverfd of geweven worden.

Green Banana Paper maakt gebruik van het papier om portemonnees te maken en
weeft de bananenvezels om handgeweven items zoals tassen en laptoptassen te
maken. Green Banana Paper vermijd het gebruik van chemicaliën zo vaak
mogelijk en is zich bewust van de mogelijkheden van natuurlijke
kleurstoffen. “We geven de voorkeur aan het vermijden van chemicaliën waar
het kan, maar natuurlijke kleurstoffen zoals indigo houden we zeker in de
gaten om meer variaties en interessante ontwerpen te maken.”

Stoffen gemaakt van de vezels van bananenbomen zijn zacht en soepel en
ademend. De vezels hebben een natuurlijke glans waardoor ze vaak vergeleken
worden met zijde. Daarnaast wordt bananenvezel nu gezien als een duurzaam
alternatief voor katoen en zijde. De vezels, waarvan wordt gezegd dat ze
CO2-neutraal zijn, worden ook vaak vergeleken met hennep en bamboe,
alhoewel het niet zo duurzaam is als de twee. Op het moment zijn de
mogelijkheden met vezels van bananenbomen echter nog beperkt.

“Helaas is het papier nog niet sterk of stretchy genoeg om
gebruikt te worden in producten die erg onder druk komen te staan zoals een
leven van wassen in de wasmachine,” noemt Simpson. Daarom heeft het bedrijf
niet de stap genomen naar gangbare mode-items zoals T-shirts, broeken of
jassen. Bedrijven zoals Offset Warehouse, This Co. en Frabjous Fibers
hebben zich echter niet tegen laten houden door de eigenschappen van de
stof om ambachtelijke stoffen aan te bieden gemaakt van vezels van
bananenbomen.

Offset Warehouse heeft eerder samengewerkt met een NGO in Nepal en
biedt een dikke en handgeweven stof aan gemaakt van bananenvezels. This Co.
gebruikt een semi-doorschijnende bananen stof gemaakt op het platteland van
de Filipijnen met houten weefgetouwen en Frabjous Fibers biedt met de hand
gesponnen en geverfd bananen zijde stof aan. Ondanks de vele mogelijkheden
van de bananenvezels moet het nog een ware comeback maken in de mode
industrie. Terwijl de meeste bedrijven graag de oude en conventionele
stoffen gebruiken, bieden bananenvezels een duurzaam alternatief voor
degene die een unieke en milieuvriendelijk alternatief zoekt.

Beeld:Green Banana Paper

Vertaling en bewerking: Caitlyn Terra

INTERVIEW “Alles
wat hier gebeurt maakt deel uit van de wereld van kleermakers. Dit is
waar mensen komen om hun ware potentieel te ontdekken of de
vaardigheden waarover zij al beschikken te verbeteren,” verklaart
Nannet van der Kleijn, bestuurslid van de Meesteropleiding Coupeur in
Amsterdam. Het is opvallend stil in de uitgestrekte gangen en ateliers
van de enorme school, gehuisvest in Amsterdam West. Maar deze stilte
is gebruikelijke, aldus Van der Kleijn, want de aanwezigen delen allen
een gemeenschappelijke passie: de best mogelijke kleermaker te
worden.

“Een meester kleermaker past de kleding altijd zelf, zodat hij kan
ervaren hoe het kledingstuk eruit ziet en voelt. Hij wil de
constructie ervan begrijpen.” Deze houding ziet men terug in het
concentratieniveau van de eindejaarsstudent die nauwkeurige
aanpassingen maakt aan een avondjurk met korset. De Meesteropleiding
Coupeur is de enige opleiding in de Benelux die certificatie biedt op
alle niveaus. Met zowel fulltime als parttime opleidingen in het
aanbod, streeft het instituut naar de waarborging van
kleermakervaardigheden en tracht het dit geleidelijk tanende ambacht
nieuw leven in te blazen. Daarom heeft het besloten zijn krachten te
bundelen met Alvanon, een mondiaal adviesbureau, om leerlingen, merken
en bedrijven een veilige ruimte te bieden waar zij hun vaardigheden
kunnen aanscherpen en hun ambacht kunnen beoefenen op volledig
gevormde mannequins, namelijk The Fit Studio.

The Fit Studio in het instituut in Amsterdam is de eerste in zijn
soort buiten de kantoren van Alvanon in New York, Londen en Hongkong.
De studio kan, met een complete lijn Alvanon Fit Models voor dames en
heren, verhuurd worden aan merken die de standaard pasvorm van
kledingstukken willen toetsen, of kan worden gebruikt door studenten
die hun vaardigheden willen oefenen op realistische mannequins. “We
zijn de Fit Studio begonnen met als doel de ruimte toegankelijk te
maken voor iedereen,” legt Janice Wang, CEO van Alvanon, uit aan
FashionUnited. “Gezien het aantal merken in Nederland dat dergelijke
hulp goed kan gebruiken, wordt de studio voor diverse doeleinden
uitgeleend.”

De nieuwste Fit Studio gebruikt hetzelfde boekingssysteem als de
studio’s in de mondiale kantoren van Alvanon, waardoor het gemakkelijk
is voor beide partijen om bij te houden aan wie en wanneer de studio
verhuurd wordt. “We proberen er steeds achter te komen hoe we iedere
studio af kunnen stemmen op specifiek behoeften,” aldus Wang. “Iedere
Fit Studio voldoet aan een andere behoefte, afhankelijk van de
locatie.” Daarom vormde het instituut van de Meesteropleiding Coupeur
zo’n aantrekkelijke locatie voor een Fit Studio van Alvanon, want de
locatie trekt niet alleen een reeks bedrijven aan, maar ook
leerlingen. “Het trekt een bepaald soort leerling aan. Leerlingen die
zeer geïnteresseerd zijn in het technische aspect en de manier van
maken.” Terwijl het instituut zich concentreert op kleermakerij in
zijn puurste vorm, garandeert de school dat haar kwalificaties voldoen
aan de hoogste eisen en biedt het geen andere modeopleidingen.
“Leerlingen die onze opleidingen volgen zijn ervan verzekerd dat zij
meester kleermaker kunnen worden,” zegt Van der Kleijn.

Deze aandacht voor de toekomstige kleermakers is waarom de Fit
Studio in het instituut, naast het jaarlijkse mentorprogramma, deel
uitmaakt van de onderwijsinitiatieven van Alvanon, waarmee het bedrijf
teruggeeft aan de branche. “Om meer mensen te kunnen helpen, besloten
we dat we de Fit Studio’s toegankelijk moesten maken voor alle
ontwerpers. We vroegen ons af wat wij konden doen om diegenen te
helpen die al werkten aan de verbetering van de branche,” aldus Wang.
“We realiseerden ons vervolgens dat wanneer we onze Fit Studio in een
onderwijsinstelling zouden huisvesten, dat we de opbrengst uit de
verhuur van de studio terug zouden kunnen geven in de vorm van een
beurs… De gedachte die eraan ten grondslag ligt is om terug te kunnen
geven aan de branche zelf – op iedere mogelijke manier.” Dat roept de
vraag op waarom een bedrijf als Alvanon, dat vooral bekend staat om
zijn data- en adviesdiensten, zich zo sterk richt op de verbetering
van de pasvorm, terwijl het teruggeeft aan de branche. Dat heeft te
maken met de roots van het bedrijf.

“Mijn vader had een visie, hij was zowel arts als
kledingfabrikant.” Alvanon was oorspronkelijk een spin-off gelanceerd
door Dr. Kenneth Wang in 2001. Toen de online verkoop van kleding
mislukte, ging hij op zoek naar nieuwe manieren om de verkoop van
kleding online te standaardiseren. “Hij zei, ‘laten we naar het
lichaam kijken’ waar we de kleding tenslotte voor maken. Dus
bestudeerden we de mannequins en ontdekten we dat deze absoluut niet
standaard waren. Vervolgens vroegen we ons af hoe we een betere
mannequin konden maken.” Het resultaat was Alvaforms, mannequins
gebaseerd op de menselijke anatomie, gemaakt met verstand van patroon
vervaardiging en met kledingproductie in het achterhoofd, om merken,
ontwerpers en bedrijven te helpen de best mogelijke pasvorm voor hun
producten te realiseren. “Zo is Alvanon begonnen.”

“Vroeger kon je een winkel inlopen en de kleermakers bezig zien
in het atelier waar de kleding daadwerkelijk werd gemaakt. De
kleermaker had een gezicht. Maar tegenwoordig hebben de werknemers van
meeste modemerken niet eens meer direct contact met ‘de mensen in het
atelier’.”

Nannet van der Kleijn, Meesteropleidng Coupeur

Pasvorm blijft een centraal aandachtspunt voor zowel Alvanon als
het instituut. “Het Fit Movement verhaal van Alvanon past precies in
ons meester kleermaker verhaal en in de huidige banenmarkt,” zegt Van
der Kleijn, die graag met Alvanon samenwerkt om de toekomst van
professionele modevaardigheden te waarborgen. “Wij zijn partners in
ambacht en pasvorm. We geloven dat Alvanon de ware DNA van een
kleermaker en diens belangrijke rol binnen de branche echt begrijpt.”
Zowel Wang als Van der Kleijn spreekt van het verlies professionele
vaardigheden binnen de branche in de jaren sinds modemerken voor het
eerst de ateliers uit hun bedrijven verwijderden en naar fabrieken in
het buitenland verplaatsen voor massaproductie. “Vroeger kon je een
winkel inlopen en de kleermakers bezig zien in het atelier waar de
kleding daadwerkelijk werd gemaakt. De kleermaker had een gezicht.
Maar tegenwoordig hebben de werknemers van meeste modemerken niet eens
meer direct contact met ‘de mensen in het atelier’.”

Naarmate de zichtbaarheid van deze professionele modevaardigheden,
zoals patronen maken en technisch ontwerp – die misschien niet zo
spannend klinken maar cruciaal zijn voor de toekomst van de
modebranche – langzamerhand uit het oog verdwenen, ontstond er een gat
in de branche. De opkomst van fast-fashion en de democratisering van
mode hebben ook de aandacht onttrokken aan de traditionele
vaardigheden, terwijl tegelijkertijd het belang van modeontwerp werd
gepromoot. Het is niet verwonderlijk dat scholen wereldwijd deze
toegenomen belangstelling voor mode opmerkten, en een graantje wilden
meepikken door steeds meer opleidingen aan te bieden. Dit heeft op
zijn beurt geleid tot verwatering van de echte vaardigheden die nodig
zijn om een ware meester van het ambacht te worden alsmede de
afzwakking van modeonderwijs, vindt Van der Kleijn.

“Dit is absoluut niet als kritiek op de scholen bedoeld – hun
middelen zijn beperkt, en tenslotte zijn het ook zakelijke
ondernemingen,” merkt Wang op. “En de zaken die zij leren vormen de
basis voor leerlingen. Maar wat ze hen niet kunnen meegeven is
ervaring en technische expertise. We vinden over het algemeen dat de
kledingindustrie niet genoeg mensen volledig heeft getraind – met name
nieuwe mensen. Daarom gebeuren er ook vreselijke rampen in het
buitenland (red. zoals Rana Plaza),” voegt ze toe. “Tenzij je de
producten zelf maakt, kun je moeilijk weten welke aspecten de
vervaardiging ervan vergt. Als je geen toegang tot massaproductie
hebt, kun je niet bevatten hoe je beslissingen impact zullen hebben op
het personeel in de fabrieken en kun je geen empathie voelen voor de
arbeiders.”

Gelukkig voor het instituut en Alvanon herkent een toenemend aantal
bedrijven het gebrek aan professionele vaardigheden en het groeiende
gat in de markt en is bereid om samen te werken om verandering te
bewerkstelligen. Maar voorlopig zijn beide partijen tevreden met de
resultaten van hun samenwerking. “We spreken allemaal dezelfde taal en
we willen allemaal iets behouden en we vinden het allemaal belangrijk.
We hebben er lange tijd niet goed in lesgegeven,” concludeert Wang.
“Het is een heerlijk gevoel als je bedenkt hoe de modebranche bekend
staat als een moordende branche. Als branche hebben we te kampen met
een probleem. Dus is het een kwestie van gelijkgestemde mensen bij
elkaar te brengen en dingen samen te doen. Iedere partij heeft
wellicht andere behoeften of manieren van aanpak, maar uiteindelijk
gaat het om hetzelfde doel.”

Fotos: Willem de Kam, met dank aan Alvanon en Meesteropleiding Coupeur
Homepage foto van links naar rechts: Nannet van der Kleijn; Janice
Wang, CEO of Alvanon; en Han Bekke, President International Apparel
Federation en bestuursvoorzitter Meesteropleiding Coupeur

Dit artikel is vertaald uit het Engels en eerder gepubliceerd
op FashionUnited Education